IDolaat

Patrich Chatelion Counet schrijft in zijn ‘Vijftig tinten God‘ over het syndroom van Capgras ook wel Dubbelgangerswaanzin genoemd: “waardoor je dus je geliefden, vrienden en bekenden niet meer als ‘echt’ herkent… Voor herkenning van personen is niet alleen een fysiek geheugen nodig waarmee je de het gezicht en de gestalte van de ander herkent, maar men dient iemand ook als emotioneel en vertrouwd te herkennen.”

Volgens mij kan de omgekeerde variant ook een gevaar zijn: Dan ga je het beeld van een persoon hanteren (haten of liefhebben) zonder dat die persoon je fysiek noch emotioneel kent. Een combinatie van het stendhalsyndroom en het celebrity worship syndroom. Dit kan ertoe leiden dat je een obsessieve verhouding creëert tot iemand die jou niet kent.

Oef dacht ik ineens. Hoe verhouden wij ons tot God. Hoe verhouden wij ons tot Jezus Christus. Hoe verhouden wij ons tot Maria. Kan het zo zijn dat we een figuur als Jezus een dubbelrol geven die niets met de werkelijkheid heeft te maken. Bijvoorbeeld door Jezus tot God te maken. En wat te denken van de eenvoudige moeder van Jezus die een gekroonde koningin in de hemel wordt met notabene een bemiddelaarsrol.

Het gevaar van pathologie in onze verhouding tot God, Jezus en Maria bedreigt ons voortdurend en heeft helaas al excessen gekregen in een aantal kerkelijke dogma’s.  Aan ons de schone taak om in het voorbeeldend leven van de mens Jezus Christus Gods bedoelingen te herkennen als in de dagelijkse werkelijkheid haalbaar. Iedere idolatrie zonder daadwerkelijk handelen is een gotspe.

Bij een Pandemie

Voorwoord Speciale Dienst bij een Pandemie

Een veel gehoorde uitdrukking tijdens de huidige pandemie luidt: Ik ben er helemaal klaar mee.Behalve dat ik het geen mooi taalgebruik vind vraag ik me af vanuit welke op het ik gerichte vooronderstelling zo’n kreet geslaakt wordt. Je kunt je veeleer het omgekeerde afvragen namelijk of de wereld wellicht klaar met ons is. Of nog verder. Misschien is God wel klaar met ons en wordt het voor hem tijd voor een nieuw type zondvloed
Die angst is begrijpelijk maar tegelijkertijd kunnen we ons vanuit het geloof gesterkt voelen. God laat de mens immers niet in de steek.
Jezus zegt dat zo mooi na die angstige uitroep: ‘Heer redt ons want wij vergaan’.
“Waarom ben je zo bang. Geloven jullie nog steeds niet?”

In de Middeleeuwen werd de pest als een straf van God gezien.  Ik vraag me af in hoeverre de huidige pandemie ons terugbrengt naar de vergelijkbare vraag: beseffen wij waar wie met zijn allen met deze wereld mee bezig zijn.
Mensen zijn bang overal. In de stilte op straat, in het noodzakelijke thuis blijven, komen nieuwe vragen op ons af. Hoe gaan we met onze medemensen om, hoe gaan we met de wereld om. Waar sta ik zelf met mijn vele aardse verlangens en schijnbare zekerheden nu angst mensen lijkt te overmannen en er geen lach meer verschijnt om onze monden.
En God? God waar bent U?

In zijn beroemde preek uit 1938 verwoordt Dietrich Bonhoeffer deze vraag.
“Geloof wordt beproefd door leed” zegt hij terwijl het onrecht groet.
“Als zekerheden worden weggeslagen, als onze weerstand compleet in elkaar dreigt te vallen mogen we indachtig Markus met de laatste resten van ons geloof roepen. “Ik geloof Heer, kom mijn ongeloof te hulp. God kom gauw.”

De werkelijkheid van Artiesten

Media missen waar het echt omgaat.

Afgelopen weekend kwam een deel van het culturele werkveld in opstand. In de media lees of hoor je alleen maar over de behoefte aan nachtelijke feesten en festivals waarbij 750 bezoekers te weinig zouden zijn. Hoe schril is daarmee vergeleken de werkelijkheid voor het vele malen groter aantal van artiesten en technici die normaal in vele steden en dorpen in allerlei locaties hun gasten meevoeren met muziek en theater. De werkelijkheid van de meeste artiesten is het kleine optreden ergens in een horecagelegenheid of een theaterzaal in de horeca of tijdelijk paviljoen bij een horecabedrijf wat nu al 16 maanden niet mag.
Vele horecabedrijven hebben ruime zalen waar artiesten fantastisch met afstand, controle en ventilatie op kunnen treden. Vele artiesten hadden afspraken staan voor kleine concerten of festiviteiten binnen de opgelegde normen. Zo gauw het horeca is mag het niet.
Veel van mijn collega’s kunnen een prima boterham verdienen en oogsten veel waardering bij hun optredens in de vele veilige ruimtes die de horeca kan bieden en de meesten zijn echt door hun reserves heen. Wie heeft daar oog voor?
Hubert Hendriks, violist en zanger

Angstvalligheid

Angstvalligheid.

Vele kerken hebben in mijn ogen meer te lijden van angstvalligheid dan van afvalligheid. Deze wat boute uitspraak baseer ik in dit artikel op mijn actuele ervaringen. Ik meen te merken dat vele kerken heden ten dage twee opvallende tendensen vertonen die meer met angst en naar binnen kijken te maken hebben dan met de kern van het christendom.
Principiële aandacht voor de ander en God dienen zijn de kernwaarden van het christendom. Door Jezus Christus in die volgorde heel helder geformuleerd.
Twee opvallende tendensen denk ik te bespeuren die deze kernwaarden bedreigen, namelijk de angst om het kerkgebouw te verliezen en de angst om de vaste wijzen van vieren kwijt te raken. 

Livestreams en de vaste wijzen van vieren

De pandemie die ons lange tijd in zijn greep heeft gehouden vormde een directe bedreiging van de gebruikelijke zondagse viering en het gemeenschapsgevoel dat daarbij beoogd wordt. Binnen een mum van tijd werd die gebruikelijke zondagsviering een digitale vertoning als poging om iets van de gemeenschap te redden. Talloze livestreams gingen de cyberspace in en toonden pijnlijk dat het vasthouden aan vertrouwde formats meer spirituele armoe vertoonde dan inspiratie. Ik heb vele livestreams bekeken en heb daaruit begrepen dat die zondagse veelal stuntelige digitale vertoningen cout que cout de gemeenschap vast wilden houden. Men is angstig de nog bestaande groepen kerkbezoekers te verliezen. De digitale viering als laatste strohalm.

            Mijn grote vraag blijft of het ondersteunen en vasthouden van de gemeenschap geholpen wordt met dit digitale watertrappelen. De zondagse viering bleef een heilig moeten maar hoeveel aandacht werd er intussen echt aan de gemeenschap besteed? Waarom werd er niet samengewerkt om een professioneel verzorgde zowel inhoudelijk sterke als kwalitatief aangeklede digitale dienst voor een grote groep medegelovigen te verzorgen? Bovendien een buitenkans om als ‘wij christenen’ eigentijds in de openbaarheid te treden. Wanneer een aansprekende viering door deze gezamenlijkheid onder controle is, kan er meer tijd overblijven om wegen te zoeken voor een meer nabije ontmoeting met anderen en de leden van de gemeenschap.

Sommige kerken ontwikkelden nieuwe initiatieven zoals digitale koffie-uurtjes en telefooncirkels, waarvoor alle hulde. Veelal bleef het daarbij, merendeels klonk er geweeklaag en tandengeknars. Wat heeft ons christenen ervan weerhouden om met de christelijke sociale boodschap in het achterhoofd binnen de beperkingen die ons overkomen, met veel creativiteit de ander op een meer persoonlijke wijze te blijven zoeken? Ik heb mogen ervaren dat het straatpastoraat in Nijmegen die handschoen oppakt en binnen de regelgeving met een koffiekar door de stad trekt om de vele- dak en thuislozen een hart onder de riem te steken. In deze ervaring proef ik een fundamentele christelijke waarde waarbij het veelal door angst ingegeven digitale gehannes schril afsteekt.

Kerkgebouwen en kerkgemeenschappen

Bestuurlijk en zijdelings ben ik betrokken bij een aantal kerken. Gezien mijn achtergrond wordt mij vaak extra aandacht voor de financiën toebedacht. De laatste jaren zie ik het water steeds meer aan de lippen komen. Sprak je vroeger over inhoud, diaconie of caritas nu gaat het alleen nog over stenen. Langzaam maar zeker voelde ik mijn christelijke inspiratie als door een waterval meegesleurd worden tijdens al die vergaderingen om het stenen hoofd boven water te houden. Ik ben daar heel ongedurig van geworden. Mijn dagelijks lezen van een perikoop gooide olie op het vuur en ik voelde dat het als een drenkeling vastklampen aan een gebouw averechts staat op de christelijke sociale boodschap om met bescheidenheid en eenvoud een vernieuwende wereld waar te willen maken waarbij in beginsel de schamelheid van het bestaan onze inspiratie is, zoals de christelijke sociale leer ons dat voorhoudt. Staat niet ergens geschreven: “God woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels. De wereld zelf is bij uitstek de plaats van Gods werkzaamheid.” (Lumen Gentium op basis van Handelingen 17, 24-25)‘
Waar huist de gemeenschap dan’, hoor ik roepen. Het zou toch raar zijn als een gemeenschap zijn bestaan dankt aan een gebouw, kom nou zeg. Een gemeenschap toont zich toch door gezamenlijk handelen vanuit een gezamenlijke doelstelling. Mijn grootste angst is dat de angstvalligheid van de twee benoemde tendensen symbool gaat staan voor watertrappelen waarvan je zeker weet dat je uiteindelijk kopje onder gaat.
Ik ben daarbij van mening dat het aankopen van een kerkgebouw door bewogen investeerders juist wegen opent om het gebouw breed voor de gemeenschap te kunnen gebruiken.  Het eigendom bij mensen met professionele kennis van exploitatie geeft kerkgemeenschappen de kans hun samenzijn te blijven vieren zonder financiële zorgen en daardoor meer aandacht te hebben voor waar het echt om gaat: de medemens.