Alle berichten van Hubert Hendriks

Met de mantel der liefde bedekken

Boosheid
Het was werkelijk een heel boze mevrouw:
“Jullie christenen willen zo’n beetje alles verdoezelen met die zogenaamde mantel der liefde. En intussen is er veel leed bij onschuldigen”.
Ik schrok best wel. De mevrouw hoorde ons blijkbaar praten. Ik stond met een aantal vrienden herinneringen op te halen aan onze jeugd, waarbij ik vertelde dat we bij mij thuis nooit ruzie mochten maken. Mijn moeder voerde daarbij te pas en te onpas het argument van de mantel der liefde aan. Mijn zus heeft er nog best vaak moeite mee om voor haar mening op te komen. Mensen die mij kennen weten dat ik daar minder last van heb. Hoewel, ruzie vind ik nog steeds verschrikkelijk gênant.
Ik keerde me naar die mevrouw en liet haar even uitrazen, om vervolgens te vragen of ze iets over haar boosheid kon zeggen. En ja hoor. Daar kwam weer het kindermisbruik om de hoek kijken. Nou is dat natuurlijk op geen enkele wijze goed te praten, maar om daarmee alle christenen in hetzelfde hokje te duwen gaat me echt te ver. Het heeft echter weinig zin om in zo’n situatie een discussie aan te gaan, dus zweeg ik maar. Mijn vrienden daarentegen wilden wel wat meer weten van die bijzondere mantel.

Mantelzorg
Is die mantel der liefde eigenlijk wel zo specifiek christelijk? Tja, dat antwoord is nog niet zo makkelijk. De verwijzing naar een aantal Bijbelteksten is er zonder meer, maar dat zegt weinig over het juiste gebruik van deze uitdrukking.
Om te beginnen bij Noach. Hij is dronken en ligt naakt in zijn tent. Zijn zoon Cham ziet hem daar in al zijn onfatsoen liggen en had zijn vader op dat moment best kunnen bedekken met een kleed of mantel. Hij maakt echter een andere keuze en vertelt zijn broers een beetje lacherig wat hij heeft gezien. De broers twijfelen geen moment. 
Zij pakken een mantel en bedekken hun pa daarmee. De eerste ‘mantelzorgers’, zeg maar. Een gemiste kans voor het jongere broertje. Chad wist nog niet van 1 Petrus 4:8 ‘Heb elkaar voor alles innig lief, want liefde bedekt tal van zonden’.  Geruggesteund door 1 Korinthe 13:7 ‘De liefde bedekt alle dingen…’
Die Petrustekst is best wezenlijk, want wijst ons erop dat voor de mens wellicht niet alle zonden met liefde bedekt kunnen worden. Er zijn best wel zonden en fouten van anderen die je met een goed geweten verzwijgen mag. Het is ook onze taak alert te zijn waar iemand echt over de schreef gaat. Misschien kan het juist liefde zijn om niet alle fouten te bedekken. In een tegeltjestekst samengevat: “Wie alles met de mantel der liefde bedekt, komt zelf in zijn nakie te staan!”

In de actualiteit
Tegenwoordig heerst er zowel een (ver)zwijgcultuur als een schreeuw-cultuur. Daarbij kan de mantel der liefde een krachtige waarschuwing zijn om liefdevol te bedekken waar dat verstandig en toelaatbaar is en confronterend te waarschuwen tegen onrecht om geen misdadige feiten onder de mat te vegen.

Mijn vrienden keken me enigszins wazig aan. Luuc zei: “Nou man, zo’n Bijbelse uitdrukking is soms best wel ingewikkeld”. Hij sloeg speels een arm om mijn schouder: “Reken maar dat ik je in de gaten hou met die mantel van je.”

Nijmegen, Augustus 2023

Maria van Hongarije en de Nicolaaskapel te Nijmegen

Voor Rob van Bruggen

Aangezien Maria in haar rol als landvoogd van de Nederlanden als eerste hoogwaardigheidsbekleder in 1545 de herstelde Nicolaaskapel in ogenschouw nam gaat dit artikel over de achtergrond van haar bezoek aan Nijmegen en Gelre in die tijd.

Maria werd in 1515 op tienjarige leeftijd tot een huwelijk geforceerd met de negenjarige Lodewijk II van Hongarije. In 1522 trouwden ze officieel maar in 1526 werd ze al weduwe.
Ze is daarna ondanks aandringen van haar familie niet meer hertrouwd en leefde als een godvruchtige non, maar wel een non van koninklijken bloede.
In 1530 werd ze door haar broer Karel V aangesteld als Koningin-Regentes over de Nederlanden. Maria werd evenals haar broer ervaren als hard, autoritair, driftig en onbuigzaam[1] ondanks haar enorme plichtsbetrachting, zorg over en inzet voor de Nederlanden. 
Naar haar mening wordt een vrouw nooit zo gerespecteerd en gevreesd als een man en zo ervoer zij vaak machteloosheid: “Want deze landen kennen niet de onderdanigheid, die onmisbaar is in een monarchie, noch zijn zij een oligarchie, noch een eigenlijke republiek. Voor een vrouw, vooral als zij weduwe is, is een ongedwongen omgang niet mogelijk.”[2]
Voor de oorlogen van haar broer legde zij hoge belastingen op aan de welvarende Nederlanden. Die belastingdruk leidde tot veel onrust en opstootjes. Zeker na de opstand van Gent in 1540 wilde zij van haar taak ontheven worden.
Karel V benoemde haar echter opnieuw tot landvoogdes en zij voelde het als plicht om haar broer terzijde te staan in zijn door God opgelegde roeping. De hele familie Habsburg was daarbij van mening dat het tijd werd om Gelre in te lijven dat steeds opnieuw heulde met Frankrijk, een van hun grote vijanden. 
Zo had Maria als landvoogdes van de Nederlanden twee gigantische problemen. Intern klonk de roep om godsdienstvrijheid, was er veel verzet tegen de zich opstapelende belastingen en gevoelde men een steeds grotere drang tot onafhankelijkheid. Extern kwam het gevaar van de hertog van Gelre met name door de in de Nederlanden plunderende en moordende Maarten van Rossum.
Zij veronderstelde niet geheel ten onrechte een heel net van samenzweringen en voerde daartegen een rigoureus beleid inclusief vele onthoofdingen. Daarnaast was ze overigens begaafd in de krijgskunst, alleen had ze geen gezag over haar generaals. Zo negeerde prins René van Oranje (de naamgever van onze Oranje familie) haar tactisch advies en leed zo een gevoelige nederlaag tegen Maarten van Rossum. Dat alles had tot gevolg dat Maria de Geldersen intens haatte.[3] Die haat bracht haar ertoe om met instemming de keizerlijke generaals van Karel V regelmatig te laten roven en plunderen in Gulik, Kleef en Gelre. Maar er kwam geen machtsovername. En zo bleef de zinloze, hopeloze, eindeloze oorlog met Frankrijk en Gelre maar voortduren. 
Maria schreef regelmatig aan Karel dat hij dit klusje zelf diende op te knappen. Uiteindelijk was ook Karel V er tussen al zijn oorlogen door van overtuigd dat de Hertog van Gelre en Kleef een misdadige rebel was. Willem van Kleef werd door Karel V zelf in 1543 tot onvoorwaardelijke overgave gedwongen.
Wederom lukte het Maria niet om afstand te doen van haar functie. Intussen waren broer en zus zo met elkaar vergroeid dat het verantwoordelijkheidsgevoel, door hen goddelijke plicht genoemd, prevaleerde en bleef zij het gezag houden over het duurste land ter wereld.[4] Karel gaf haar als extraatje en doekje voor het bloeden het vruchtgebruik van Binche en Turnhout.
Zij hernam haar functie wederom serieus en ‘Amazone Maria’ inspecteerde te paard alle gevoelige gebieden. Zo inspecteerde ze ook het lastige Nijmegen om te kijken of haar broer daar wel comfortabel en hartelijk ontvangen kon worden. De burcht was slechts ten dele goed genoeg opgeknapt maar de Nicolaaskapel zag er in 1545 pico bello uit met de prachtige bloemgewelven en vers gewitte wanden.
Interessant blijft het dat zij samen met haar broer in 1531 de Raad van State oprichtte als adviesorgaan om daarmee enigszins tegemoet te komen aan de hoge adel. De Raad van State bestaat nog steeds in ons bestel.[5]

Hubert Hendriks
Juli 2023


[1] Jane de Iongh; Machteloos gezag; Amsterdam 1951, pag.124

[2] Geciteerd in idem, pag. 123

[3] Idem, pag. 141

[4] Idem pag. 155

[5] Thom de Graaf; Een duurzame Raad; voordracht te Nijmegen 2020

Me Too in de Middeleeuwen

‘Me too’ in de middeleeuwen.

‘Vrouwen zijn van nature goed’ luidt een tekst die toegeschreven wordt aan Jacob van Maerlant (13e eeuw). Hiermee protesteert hij tegen de in de middeleeuwen (en ook later) alom gehoorde mening dat de vrouw minderwaardig is aan de man en bovendien de schuld van wat de zondeval heet met de verdrijving uit het paradijs tot gevolg, waardoor wij in een ingewikkelde wereld leven.
Dat zij Adam het hart stal,
Die zich door haar gift liet ten val brengen.
Zeg mij, wien zal men
Die overgrote ramp ten laste leggen…” [1]

In een opvallend dispuut met Martijn verzet de schrijver zich tegen de opvatting dat vrouwen de oorzaak zijn van alle ellende in de wereld. Ik kwam dit dispuut en een mooie vertaling daarvan tegen bij Ludo Jongen: ‘Op weg naar de hemel’[2]. Ik raad aan deze mooie vertaling en de rest van het boek zeker te lezen. Binnen de bewuste paragraaf ‘Adam en Eva en de eerste zonde’ werd ik gepakt door de vrouwvriendelijke argumentatie die van Maerlant gebruikt.

‘Wat kunnen vrouwen eraan doen dat mannen naar hun schoonheid kijken’. 
“Wat moghens vrouwen, dat manne plien
So naeuwe om hare scoonheit spien?”[3]

‘Vrouwen zijn van nature goed’. Ze lijken op wijn die mensen verblijdt. Te veel daarvan is niet goed maar dat mag je de vrouw niet verwijten.
“Si slachten den wine enter gloet,
Die de werelt verbliden.
Die des wijns te vele in doet”[4].


Adam heeft er zelf voor gekozen de appel aan te nemen, waardoor wij sterfelijke wezens werden. Vervolgens ziet van Maerlant daar iets positiefs in. 
Ic waenre ons vordeel ave quam:”[5]
 
Daardoor ontstond de mogelijkheid dat Christus de problematische relatie met God kon herstellen. 
Hi versoende den Vader gram”[6]

Voor dat herstel was geen man maar wel een vrouw nodig om Christus in de wereld te brengen. Vrouwen zorgden ervoor dat dit wonder kon geschieden:
Vrouwen dadent welna al 
Dat dit wonder gheschiede.”[7]


Ludo Jongen constateert dat het pleidooi van Jacob van Maerlant indertijd weinig heeft uitgehaald. Ik blijf het opmerkelijk vinden te lezen dat sommigen in de altijd weer verrassende middeleeuwen hun tijd ver vooruit waren.

Hubert C.W. Hendriks
11 november 2022


[1] Vers 879-880 Wapene Martijn

[2] Gorredijk 2021; pagina 43-48.

[3] Vers 904-905

[4] Vers 911-914

[5] Vers 940

[6] Vers 943

[7] Vers 951-952

Het einde van de vrije wil en van het lot als een beslissing van buitenaf.

Het einde van de vrije wil en van het lot als een beslissing van buitenaf.

Na het lezen van Jurriën Hamer: ‘Waarom schurken pech hebben en helden geluk’.

Genoeg filosofen hebben door de eeuwen heen de vrije wil gerelativeerd. Toch lukt het onze culturen niet om deze relativering te accepteren. Dat het lot (een veronderstelde beslissing van bijvoorbeeld een godheid) je leven bepaalt valt in dezelfde relativering.

Kort en goed: We hebben geen vrije wil en ons leven wordt niet door een lot (als een beslissing van buitenaf) bepaald. Helaas is deze constatering geenszins tot de haarvaten van onze maatschappijen doorgedrongen met alle gevolgen van dien.

Ons doen en laten en de beslissingen die we denken te nemen zijn een product van onze genen, van onze geschiedenis en van onze omstandigheden. Bij onze beslissingen laat de mening dat onze eigen vrije wil deze beslissingen neemt, ons echter niet los. Deze mythe heeft zelfs meer invloed dan ooit – in ons strafrecht, onze economie en onze zoektocht naar geluk. Als je namelijk aan de goede kant van het bestaan zit is die veronderstelde vrije wil het ideale pleidooi om je bestaan goed te praten. Mijn keuzes maken mijn succes. Criminelen en sociaaleconomische zwakkere broeders maken gewoon niet de goede keuzes en hebben daardoor pech gehad. Met jouw vrije wil wordt het daardoor mogelijk anderen met een vermeende schuld op te zadelen.

Het grote probleem in de dagelijkse realiteit is dat het merendeel binnen samenlevingen het begrip ‘vrije wil’ nadrukkelijk wel hanteert en gebruikt om er voordeel mee te kunnen doen voor bepaalde groepen. Vanwege die slaafse acceptatie van de mythe ‘vrije wil’ -die inspeelt op een vermeend gevoel van eigenwaarde- blijven de verhoudingen in de wereld principieel ongelijk. Door dit ontstane machtsverschil op zijn beurt blijft het moeilijk de mythe te bestrijden. Prestatie denken en de roep om strenge straffen voeren daarbij de boventoon.

Wij zijn gewend in schuld en boete te denken en de x-factor mag in onze ogen triomferen over hen die dat niet gegeven is, de sukkels. Blijkbaar kost het ons moeite te accepteren dat iedereen op zichzelf weliswaar zijn eigen leven probeert te maken maar daarbij afhankelijk is van zijn genen, de geschiedenis waarbinnen hij leeft en de omstandigheden die hem overkomen. Dat geeft een mens geen recht op meer dan een ander. Dat is geen optelling van vrije wil en lotsbestemming maar een fascinerend samenspel te midden van anderen met dezelfde perikelen in hun streven naar geluk waarbij de ene nou eenmaal meer geluk heeft dan de ander.

De consequentie van dit denken betekent een herbezinning op het begrip moraal. Die nieuwe moraal is dan gebouwd op de principiële menselijke waardigheid van eenieder, zeg maar een radicale gelijkheid. Deze moraal gaat voorbij aan schuld en verdienste. Daarbij hoort het besef dat zowel verliezers in de maatschappelijke ratrace als misdadigers wellicht tragische mensen zijn, maar geen waardeloze mensen.

Realiteitszin dienen we niet te vermijden. Ondanks alle goede bedoelingen zullen er altijd mensen zijn die misbruik maken van die bedoelingen. Dat daar maatregelen tegen genomen worden hoort bij een gezonde maatschappij. Binnen de consequentie van een nieuwe moraal hoort daarbij wel het besef dat ook een delinquent zijn waardigheid behoudt en niet als een monster wordt weggezet, hoe moeilijk dat soms ook is. Binnen een moraal waarbij we schuld relativeren zal een spanningsveld tussen genoegdoening en vergeving blijven bestaan.

Een tweede realiteit is de meritocratie -beloond worden naar je verdienste- waarop onze sociaaleconomie lijkt te zijn gebouwd. Deze systematiek gaat nog steeds uit van de vooronderstelling dat je een vrije wil hebt. Toch is dat niet zo. Ons bestaan vindt plaats op een fascinerende weegschaal van geluk en pech. Als je een goed uitvallende prestatie levert heb je gewoon geluk. “Niets ontkomt aan de wervelstorm van mazzel en pech”.

Fundamentele gelijkheid delen met elkaar lijkt een spannend principe, waarbij velen spontaan de hakken in het zand zetten. Toch is het de moeite waard om de gedachte toe te laten dat alle mensen gelijkelijk recht hebben op een mooi en goed leven. Dat is geen wereld zonder prestaties overigens, want presteren hoort bij gelukkig zijn. Onze daden creëren mee aan een waardevolle maatschappij en verdiepen onze relaties met anderen en onze geliefden.

Fundamentele gelijkheid leidt ons naar de radicale betekenis van solidariteit. Je geeft je over aan de onvoorwaardelijke rechten die alle mensen hebben en geen tegenprestatie vereisen.

Het zal duidelijk zijn dat de inhoudelijke betekenis van onvoorwaardelijke rechten niet absoluut is en bij voortduring vraagt om grenzen en haalbaarheid. Bij deze grenzen en haalbaarheden hoort dan weer wel een gelijke verdeling.

(HuHe:)Toch blijven we winnaars en verliezers houden. Maar welke emotie ligt daarachter? Zo blijven grote vragen bestaan: Wat is de betekenis van ‘struggle for life’ en ‘survival of the fittest’. Hoe zit het met ‘homo homini lupus est’. Hebben we vat op een veronderstelde natuurlijke orde binnen het menselijk bestaan? Misschien komt hier wel een heel bijzondere mogelijke eigenschap van de mens om de hoek kijken: Een principiële keuze voor de ander.

Fundamentele gelijkheid en gelijk geluk voor eenieder roept ook de vraag op wat dan de haalbaarheid is in relatie tot het wensenpatroon van de afzonderlijke burgers. Daarmee ontstaat onvermijdelijk de motivatie vraag of mensen wel willen presteren voor het geluk van anderen waarmee ze worden verondersteld te delen. Het los laten van de vrije wil en het loslaten van het lot als beslissing van een vreemde macht kan daarentegen mogelijkerwijs tot een dynamische en productieve economie leiden waarbij een succesvolle mens het vanzelfsprekend gaat vinden zijn onsuccesvolle medemens te verheffen. 

“A rising tide lifts all boats”.

De consequentie van dit denken betekent dat niemand een exclusief recht heeft op het vergaren van rijkdom, het is immers geen keuze uit vrije wil maar iets wat de rijke door zijn genen, zijn historische situatie en omstandigheden overkomt. Deze gedachten leiden dan tot een herverdeling van rijkdom en wellicht tot een maximalisering van welvaart. De economie dient dan immers zo herverdeeld te worden als de economie aankan. 

(HuHe: In de verantwoordelijkheid over het klimaat is dat een actueel vraagstuk).

Hubert Hendriks

November 2022

Speciaal voor Daan Verheul

Dure energie buitenkans voor toekomst kerken.

Dure energie buitenkans voor toekomst kerken.

Een afnemend aantal gelovigen zit zondags in een onbetaalbaar te verwarmen kerk.
Wat kan het fantastisch zijn als de kerken besluiten in de koude wintermaanden gezamenlijke vieringen te houden in een daartoe uit te kiezen gebouw. Een buitenkans om met elkaar om praktische redenen collegiaal te overleggen. Hoe dan ook hebben kerken immers principieel dezelfde boodschap en idealen, voor elkaar zorgen is er daar een van
Een buitenkans om de afzonderlijk afnemende krachten met elkaar te verbinden en de individuele karaktertrekjes enerzijds te respecteren en anderzijds ondergeschikt te maken aan een betaalbare gemoedelijke warmte, zowel letterlijk als figuurlijk.
Ja het vertrouwde wordt op de proef gesteld. Maar wees nou eerlijk, bijna alle kerken zijn vaker met overleven bezig dan met het uitbouwen van hun dienst aan de samenleving. Ik wil echt geen afbreuk doen aan de regelmatige maatschappelijke initiatieven maar wijs ook daarbij op realiteitszin gericht op de toekomst.
Een buitenkans ook om wellicht een of twee kerkgebouwen te gebruiken voor de grote maatschappelijke vragen op het gebied van huisvesting en het opvangen van groepen die extra aandacht kunnen gebruiken.