Maria van Hongarije en de Nicolaaskapel te Nijmegen

Voor Rob van Bruggen

Aangezien Maria in haar rol als landvoogd van de Nederlanden als eerste hoogwaardigheidsbekleder in 1545 de herstelde Nicolaaskapel in ogenschouw nam gaat dit artikel over de achtergrond van haar bezoek aan Nijmegen en Gelre in die tijd.

Maria werd in 1515 op tienjarige leeftijd tot een huwelijk geforceerd met de negenjarige Lodewijk II van Hongarije. In 1522 trouwden ze officieel maar in 1526 werd ze al weduwe.
Ze is daarna ondanks aandringen van haar familie niet meer hertrouwd en leefde als een godvruchtige non, maar wel een non van koninklijken bloede.
In 1530 werd ze door haar broer Karel V aangesteld als Koningin-Regentes over de Nederlanden. Maria werd evenals haar broer ervaren als hard, autoritair, driftig en onbuigzaam[1] ondanks haar enorme plichtsbetrachting, zorg over en inzet voor de Nederlanden. 
Naar haar mening wordt een vrouw nooit zo gerespecteerd en gevreesd als een man en zo ervoer zij vaak machteloosheid: “Want deze landen kennen niet de onderdanigheid, die onmisbaar is in een monarchie, noch zijn zij een oligarchie, noch een eigenlijke republiek. Voor een vrouw, vooral als zij weduwe is, is een ongedwongen omgang niet mogelijk.”[2]
Voor de oorlogen van haar broer legde zij hoge belastingen op aan de welvarende Nederlanden. Die belastingdruk leidde tot veel onrust en opstootjes. Zeker na de opstand van Gent in 1540 wilde zij van haar taak ontheven worden.
Karel V benoemde haar echter opnieuw tot landvoogdes en zij voelde het als plicht om haar broer terzijde te staan in zijn door God opgelegde roeping. De hele familie Habsburg was daarbij van mening dat het tijd werd om Gelre in te lijven dat steeds opnieuw heulde met Frankrijk, een van hun grote vijanden. 
Zo had Maria als landvoogdes van de Nederlanden twee gigantische problemen. Intern klonk de roep om godsdienstvrijheid, was er veel verzet tegen de zich opstapelende belastingen en gevoelde men een steeds grotere drang tot onafhankelijkheid. Extern kwam het gevaar van de hertog van Gelre met name door de in de Nederlanden plunderende en moordende Maarten van Rossum.
Zij veronderstelde niet geheel ten onrechte een heel net van samenzweringen en voerde daartegen een rigoureus beleid inclusief vele onthoofdingen. Daarnaast was ze overigens begaafd in de krijgskunst, alleen had ze geen gezag over haar generaals. Zo negeerde prins René van Oranje (de naamgever van onze Oranje familie) haar tactisch advies en leed zo een gevoelige nederlaag tegen Maarten van Rossum. Dat alles had tot gevolg dat Maria de Geldersen intens haatte.[3] Die haat bracht haar ertoe om met instemming de keizerlijke generaals van Karel V regelmatig te laten roven en plunderen in Gulik, Kleef en Gelre. Maar er kwam geen machtsovername. En zo bleef de zinloze, hopeloze, eindeloze oorlog met Frankrijk en Gelre maar voortduren. 
Maria schreef regelmatig aan Karel dat hij dit klusje zelf diende op te knappen. Uiteindelijk was ook Karel V er tussen al zijn oorlogen door van overtuigd dat de Hertog van Gelre en Kleef een misdadige rebel was. Willem van Kleef werd door Karel V zelf in 1543 tot onvoorwaardelijke overgave gedwongen.
Wederom lukte het Maria niet om afstand te doen van haar functie. Intussen waren broer en zus zo met elkaar vergroeid dat het verantwoordelijkheidsgevoel, door hen goddelijke plicht genoemd, prevaleerde en bleef zij het gezag houden over het duurste land ter wereld.[4] Karel gaf haar als extraatje en doekje voor het bloeden het vruchtgebruik van Binche en Turnhout.
Zij hernam haar functie wederom serieus en ‘Amazone Maria’ inspecteerde te paard alle gevoelige gebieden. Zo inspecteerde ze ook het lastige Nijmegen om te kijken of haar broer daar wel comfortabel en hartelijk ontvangen kon worden. De burcht was slechts ten dele goed genoeg opgeknapt maar de Nicolaaskapel zag er in 1545 pico bello uit met de prachtige bloemgewelven en vers gewitte wanden.
Interessant blijft het dat zij samen met haar broer in 1531 de Raad van State oprichtte als adviesorgaan om daarmee enigszins tegemoet te komen aan de hoge adel. De Raad van State bestaat nog steeds in ons bestel.[5]

Hubert Hendriks
Juli 2023


[1] Jane de Iongh; Machteloos gezag; Amsterdam 1951, pag.124

[2] Geciteerd in idem, pag. 123

[3] Idem, pag. 141

[4] Idem pag. 155

[5] Thom de Graaf; Een duurzame Raad; voordracht te Nijmegen 2020

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *